Deelname aan politiek en bestuur is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Ongeveer 2 miljoen mensen in Nederland hebben een beperking. Zij nemen naar verhouding erg weinig deel aan politieke activiteiten, in wijk- of dorpsraden en in belangengroepen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wil kennisdeling en onderlinge contacten stimuleren om hier verandering in te brengen. Voor de democratie is het immers belangrijk dat iedereen mee kan doen en zich vertegenwoordigd voelt.
Belemmeringen in kaart brengen
We willen de grootste belemmeringen die de doelgroep ervaart in kaart brengen en vragen beantwoorden over onder meer:
- gevolgen voor uitkeringen bij politieke deelname;
- mogelijkheden tot voorzieningen en faciliteiten om te kunnen participeren;
- persoonlijke ondersteuning, scholing en begeleiding.
Antwoorden op veelgestelde vragen zijn hieronder te vinden. Staat uw vraag er niet bij? Meldt u aan op het Diversiteitsplein en stel de vraag daar. Er is vast iemand die verder kan helpen.
Wij nodigen iedereen uit met een beperking of bijzonderheid, die graag actief of actiever zou willen worden in de politiek zich aan te melden. In de community is veel informatie te vinden, en bovendien is het mogelijk contact met elkaar te zoeken en elkaar daarmee te helpen. Ook nodigen we belangenverenigingen en patiëntenorganisaties uit zich aan te melden om hun kennis beschikbaar te stellen. En bent u actief voor een politieke partij, die graag inclusiever wil worden, maar niet goed weet hoe? Ook daarover kunt u inspiratie en antwoorden vinden op het Diversiteitsplein. Kent u de klappen van de zweep al, omdat u een bijzonderheid heeft, maar al wél politiek actief bent? Help anderen dan verder door hen te inspireren en ervaringen te delen. Samen komen we verder.
ACHTERGRONDINFORMATIE
Bekijk voor tips en inspiratie het rapport van BZK 'In de beperking toont zich de meester'.
En meldt u gratis aan op het Diversiteitsplein.
Het Aanjaagteam was tot 5 juli 2024 actief. Het bestond uit mensen met een beperking die al een politiek ambt bekleden. Het team had als doel om de doelgroep te enthousiasmeren en om betrokken partijen te informeren over de mogelijkheden hoe mensen met een beperking te stimuleren en faciliteren om politiek actief te worden. Lees meer in deze flyer.
Deze zijn inderdaad te raadplegen. Ze zijn ondergebracht in het document Politiek actief met een beperking. Zie voor meer informatie ook de website van Zorgbelang inclusief.
Het ministerie is verantwoordelijk voor de juridische kaders; de uitvoering in het individuele geval is aan de gemeente, de provincie of het waterschap. Wilt u toelichting op de rechtspositie of arbeidsvoorwaarden, stuur dan een mail naar postbus.helpdeskpa@minbzk.nl. Nota bene: het gaat hierbij dus niet om advies over uw individuele situatie.
Een volksvertegenwoordiger is niet in dienst van een overheidsorgaan. Een volksvertegenwoordiger is geen werknemer. Er is geen dienstbetrekking. De vergoeding voor de werkzaamheden ziet de fiscus daardoor als resultaat uit overige werkzaamheden en niet als loon waarover het overheidsorgaan loonbelasting moet inhouden en afdragen. De belasting betaalt u als volksvertegenwoordiger achteraf door aangifte te doen op basis van de Wet op de inkomstenbelasting. Er is dus geen sprake van een voorheffing en afdracht op basis van de Wet op de loonbelasting.
Het is echter mogelijk gemaakt dat een volksvertegenwoordiger met de beoogde inhoudingsplichtige (provincie, gemeente of waterschap) een “Verklaring loonheffingen-opting in” aan de Belastingdienst verstrekt dat zijn arbeidsverhouding wel als dienstbetrekking moet worden beschouwd. Dit is de zogeheten ‘opting-in’-bepaling waardoor (na het indienen van die gezamenlijke verklaring) de volksvertegenwoordiger voortaan als fictieve werknemer wordt beschouwd. De inhoudingsplichtige (de provincie, gemeente of het waterschap) houdt dan op de vergoeding voor de werkzaamheden loonheffing in en draagt deze af aan de Belastingdienst. Een fictieve werknemer kan bovendien ook deelnemen aan de werkkostenregeling. Hij ontvangt de onkostenvergoeding dan netto. “Opting in” ontzorgt de volksvertegenwoordiger wat betreft de fiscale afhandeling; bij resultaat uit overige werkzaamheden moet u zelf alle fiscale zaken regelen.
HULP BIJ BELEMMERINGEN VANWEGE BEPERKING
Ja, op basis van het 'Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers' heeft u recht op een aantal voorzieningen ten laste van het overheidsorgaan voor zover het gaat om de functie van politieke ambtsdrager. Dus de gemeente, provincie of het waterschap betaalt die voorzieningen.
Dat kan een specifieke reiskostenvergoeding zijn, maar ook een hulpmiddel, zoals een beeldschermloep, een gebarentolk, een aangepaste stoel, een aangepaste auto in bruikleen, of een jobcoach.
Het overheidsorgaan is bovendien verantwoordelijk voor een goede werkomgeving, inclusief de toegankelijkheid voor zover redelijkerwijs mag worden verwacht. Wij raden u aan om vroegtijdig contact op te nemen met de griffie of bestuursondersteuning om (letterlijk en figuurlijk) te kijken hoe de organisatie u hierbij kan helpen. De ervaring leert dat griffiers behulpzaam zijn. Laat vooral weten wat u nodig heeft. Kijk bijvoorbeeld naar de zwaarte van deuren, de hoogte van het spreekgestoelte en decoratieve trapjes. Wellicht kan iemand van een belangenvereniging hierin adviseren.
Ja, als het gaat om zaken die een ambtenaar of werknemer vergoed of verstrekt zou krijgen via de WIA, dan kan dat voor een politieke ambtsdrager ook. Deze vergoeding of verstrekking wordt door het vertegenwoordigd orgaan (gemeente, provincie, waterschap etc.) beoordeeld en uitgevoerd.
Zie artikel 2.3.7, 3.3.7 en 4.3.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (wetten.nl - Regeling - Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers - BWBR0041522 (overheid.nl)).
Dit kan bijvoorbeeld gaan om een doventolk, een brailleregel of een taxivergoeding. Er moet wel een verband zijn met het uitvoeren van het politieke ambt.
Een politieke ambtsdrager met een functionele beperking kan aanspraak maken op vergoeding of verstrekking van een geschikte vervoersvoorziening. Dit geldt voor ritten naar de raadsvergaderingen (in het rechtspositiebesluit aangemerkt als woon-werkverkeer voor raadsleden) en voor reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie.
Zie artikel 3.1 (raads- en commissieleden) en 3.6 (burgemeester en wethouders) van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.
Op grond van artikelen 2.1 en 2.6 en 4.1 en 4.6 geldt dit ook voor ambtsdragers van provincies en waterschappen.
Nee, de uit het 'Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers' voortvloeiende kosten komen ten laste van het desbetreffende overheidsorgaan. Informeer dus bij de organisatie waarvoor u aan de slag gaat.
Ja, want dan kunt u als politieke ambtsdrager zich vooral concentreren op de uitvoering van uw ambt. In een speciale circulaire (Circulaire gemeenten (Vergoeding) Ondersteuner decentrale politieke ambtsdragers met een beperking) zijn tips en voorbeelden gegeven, zowel voor de ambtsdrager, de ondersteuner als het overheidsorgaan. Hierbij vindt u ook een juridisch getoetste conceptovereenkomst. Voor provincies en waterschappen zijn vergelijkbare circulaires beschikbaar.
VERGOEDING EN UITKERING
Ja, de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden die u als volksvertegenwoordiger ontvangt, wordt in principe verrekend met de uitkering.
De maandelijkse vaste onkostenvergoeding die u op basis van het 'Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers' krijgt toegekend, voor zover die niet belastbaar is, daarentegen niet. Dit is ook zo als u ander werk zou doen.
Zie voor meer informatie deze circulaire: Circulaire Samenloop vergoedingen raadsleden met een uitkering | Circulaire | Politieke ambtsdragers. Dit geldt op dezelfde wijze voor statenleden en leden van het algemeen bestuur van een waterschap.
De wijze waarop wordt omgegaan met de verrekening van de raadsvergoeding in de Participatiewet en in de WIA- en Wajong-uitkering bevat grote overeenkomsten.
Zie voor meer informatie deze circulaire: Circulaire Samenloop vergoedingen raadsleden met een uitkering | Circulaire | Politieke ambtsdragers.
Als het gaat om de Participatiewet is het van belang het raadslidmaatschap ook te melden bij de gemeente.
Nee, het UWV kan het definitieve bedrag van de uitkering namelijk pas achteraf vaststellen. Bepalend is onder andere het type arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA, WAO, Wajong) en wat de werkgever of inhoudingsplichtige opgeeft bij de loonaangifte als uiteindelijk inkomen. Dat is ook de reden dat het UWV niet van tevoren precies kan voorrekenen wat de uitkering zal worden bij een bepaald inkomen.
Voor de Wajong en de WIA heeft UWV een rekenhulp gemaakt: zie Overzicht rekenhulpen | UWV | Particulieren. Daarmee kunt u een indicatie krijgen van het effect van een bepaald inkomen op de uitkeringshoogte. Maar dit is dus, om bovengenoemde reden, niet meer dan een indicatie.
Voor de WAO bestaat een dergelijke rekenhulp niet.
VERGOEDING EN WAO / WAZ
U moet uw lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging en de daaruit voortvloeiende inkomsten doorgeven aan het UWV; ook als commissielid.
Wanneer u start als lid van de volksvertegenwoordiging na toekenning van de WAO- of WAZ-uitkering, wordt de hoogte van uitkering aangepast in verband met de inkomsten uit die functie. Zie ook de vraag Hoe wordt mijn raadsvergoeding verrekend met mijn WAO- of WAZ-uitkering?
Wij adviseren u dit af te stemmen met het UWV ruim voordat u daadwerkelijk als volksvertegenwoordiger wordt geïnstalleerd.
Raadsleden, statenleden en leden van het Algemeen bestuur van een waterschap hebben recht op hun vergoeding van de werkzaamheden. Ook commissieleden hebben recht op hun vergoeding. Daar kan de gemeente, de provincie of het waterschap niet van afwijken. U kunt dus niet geheel of gedeeltelijk afzien van uw vergoeding voor de werkzaamheden.
Er zijn andere methoden om aanpassing van de arbeidsongeschikheidsklasse te voorkomen; zie de vraag “Hoe wordt mijn raadsvergoeding verrekend met mijn WAO- of WAZ-uitkering?”.
Voor de WIA (IVA en WGA) en de Wajong speelt dit niet; daar heeft de verrekening geen invloed op de mate van arbeidsongeschiktheid.
Voor de WAO en de WAZ kan de vergoeding voor de werkzaamheden betekenen dat de uitkering naar een andere (lagere) arbeidsongeschiktheidsklasse wordt uitbetaald. Als iemand gaat werken, dan wordt dat inkomen niet direct met de uitkering verrekend. In plaats daarvan stelt UWV een fictieve mate van arbeidsongeschiktheid vast op basis van het nieuwe inkomen (in dit geval de vergoeding voor de raadswerkzaamheden). Zolang uit die fictieve schatting een percentage komt dat in dezelfde klasse valt, blijft de uitkering ongewijzigd.
Als de fictieve schatting als gevolg van de vergoeding voor de werkzaamheden als raads- of commissielid zou leiden tot een percentage uit een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse, dan wordt de bijpassende lagere uitkering betaald. Het is mogelijk dat de verlaagde uitkering en de vergoeding van de werkzaamheden opgeteld lager zijn dan de oorspronkelijke uitkering. Om dit effect te voorkomen, kunt u bij de gemeente een verzoek indienen om het bedrag van de raadsvergoeding te verlagen. Daardoor blijft het totaal van uitkering en raadsvergoeding op hetzelfde niveau.
Deze methode kunt u vinden in artikel 3.1.11 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (wetten.nl - Regeling - Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers - BWBR0041522 (overheid.nl)). Zij is specifiek voor deze situatie bedoeld, dus afzien van de vergoeding vanwege het effect op de WAO- of WAZ-uitkering is niet nodig. De toepassing van dit artikel is verder aan de gemeente.
Deze systematiek geldt op vergelijkbare wijze voor statenleden en AB-leden van een waterschap (artikel 2.1.11 respectievelijk 4.1.11).
Hoe kan worden berekend met hoeveel de vergoeding zou moeten worden verlaagd, wordt beschreven bij de vraag Hoe gaat de toepassing van artikel 3.1.11 van het Rechtspositiebesluit precies? Welk deel van de raadsvergoeding kan de gemeente het raadslid nog uitbetalen zonder dat dit gevolgen heeft voor de WAO-of WAZ-uitkering?
Voor de verrekening met de WAO en de WAZ geldt een formule. Op basis van die formule en de individuele gegevens van betrokkene kan het break-even-point worden berekend voor het raadslid. Wij raden aan daarbij enige marge te houden en het niet tot op de laatste euro precies te willen doen. Het definitieve bedrag kan namelijk pas achteraf worden vastgesteld door het UWV. Bepalend is dan wat de werkgever of inhoudingsplichtige opgeeft bij de loonaangifte als uiteindelijk inkomen. Dat is ook de reden dat het UWV niet van tevoren precies kan voorrekenen hoe hoog uitkering zal zijn bij een bepaald inkomen.
De concrete formule is: (maatmaninkomen – inkomen (in dit geval dus de vergoeding als volksvertegenwoordiger) / maatmaninkomen x 100% = fictief arbeidsongeschiktheidspercentage. Het uit de formule volgende fictief arbeidsongeschiktheidspercentage valt binnen een bepaalde klasse en daar hoort een bepaalde uitkeringshoogte bij. Bijvoorbeeld: bij een arbeidsongeschikheidsklasse van 80-100% hoort een uitkeringspercentage van 75% van het dagloon; bij een arbeidsongeschikheidsklasse van 65-80% hoort een uitkeringspercentage van 50,75%.
Het maatmaninkomen is het (geïndexeerde) inkomen dat werd verdiend voor intreden van de arbeidsongeschiktheid. Wat het maatmaninkomen in het individuele geval is, staat in de toekenningsbrief van de uitkering en wordt geïndexeerd aan de hand van de gemiddelde cao-loonstijgingen.
In een VOORBEELD (bedragen zijn fictief) waarbij Maatmaninkomen = 1,000 euro
Situatie 1: Inkomen = 175 euro
Fictieve schatting: 1000 – 175/1000 x 100 = 82,5%
82,5% valt binnen de klasse 80-100, uitkering is dus 75%
Situatie 2: Inkomen = 250 euro
Fictieve schatting: 1000 – 250/1000 x 100 = 75%
75% valt binnen de klasse 65-80, uitkering is 50,75%
In situatie 2 zou een raadslid dat een WAO- of WAZ-uitkering heeft op basis van een arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%, kunnen verzoeken om toepassing van artikel 3.1.11 van het Rechtspositiebesluit. Op die manier zou betrokkene in dit voorbeeld de vergoeding voor de werkzaamheden kunnen laten verlagen door de gemeente van 250 naar 175 zodat betrokkene een WAO- of WAZ-uitkering blijft ontvangen van 75%. Zoals gezegd, is het verstandig enige marge aan te houden.
Het UWV kan u gedurende de looptijd van de uitkering oproepen voor een herbeoordeling. Het aangaan van de functie als volksvertegenwoordiger sluit dit niet uit.
UITKERING EN WIA (IVA OF WGA)
U moet uw lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging en de daaruit voortvloeiende inkomsten doorgeven aan het UWV; ook als commissielid.
Wanneer u start als lid van de volksvertegenwoordiging na toekenning van de WIA-uitkering, worden de inkomsten uit die functie verrekend met de WIA-uitkering; andersom niet. Zie de vraag “Hoe wordt mijn vergoeding als volksvertegenwoordiger verrekend met mijn WIA-uitkering?”.
Wij adviseren u dit af te stemmen met het UWV voordat u daadwerkelijk als volksvertegenwoordiger wordt geïnstalleerd.
Ja. Wanneer u start als lid van de volksvertegenwoordiging vóór de toekenning van de WIA-uitkering brengt het UWV de inkomsten uit die functie niet in mindering op uw uitkering. Het werk als volksvertegenwoordiger is namelijk zogenaamde ‘onverzekerde arbeid’, er kan geen WIA-uitkering uit voortvloeien.
Start u die functie ná de toekenning van de WIA-uitkering, dan worden de inkomsten wel in mindering gebracht. Zie hiervoor de vraag “Hoe wordt mijn vergoeding als volksvertegenwoordiger verrekend met mijn WIA-uitkering?”.
U moet het aangaan, wijzigingen in de hoogte van de werkzaamheden of beëindiging van de werkzaamheden als volksvertegenwoordiger altijd melden aan UWV; ook als commissielid.
Voor mensen met een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (zogenaamde IVA-gerechtigden) geldt dat de WIA-uitkering 75% van het laatstverdiende loon (dagloon) bedraagt. Als u dus als een volledig en duurzaam arbeidsongeschikte een vergoeding voor de werkzaamheden ontvangt, dan brengt UWV 75% daarvan in mindering op de uitkering. Hetzelfde geldt voor de vergoeding die een commissielid ontvangt (tenzij die onbelast is omdat deze valt onder de Vrijwilligersvergoeding).
Voor zogenaamde WGA-gerechtigden (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) kent de inkomstenverrekening regels die verschillen afhankelijk van de fase van de WIA-uitkering (loongerelateerde fase of vervolgfase).
Gedurende de loongerelateerde fase (maximumduur 24 maanden) wordt de eerste twee maanden na toekenning 75% van het inkomen gekort op de WIA-uitkering en daarna 70%.
Na de loongerelateerde fase, ontvangt de uitkeringsgerechtigde een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering. De hoogte daarvan is afhankelijk van het benutten van de zogenaamde restverdiencapaciteit.
- Bedraagt het inkomen 100% of meer van de restverdiencapaciteit, dan wordt 70% van het inkomen gekort.
- Als het inkomen ten minste 50%, maar minder dan 100% van de vastgestelde restverdiencapaciteit van de betrokkene bedraagt, wordt een bedrag ter hoogte van de restverdiencapaciteit in mindering gebracht.
- Bedraagt het inkomen minder dan 50% van de restverdiencapaciteit, dan bedraagt de uitkering een percentage van het minimumloon dat is gekoppeld aan de mate van arbeidsongeschiktheid. Inkomsten worden hier niet mee verrekend.
Informatie over onder andere de resterende verdiencapaciteit kunt u vinden in de beschikking van UWV van uw meest recente beoordeling of kunt u opvragen via de klantenservice van UWV via 088 - 898 92 94.
U wordt niet herbeoordeeld vanwege deze functie.
Voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben, zoals de IVA, geldt weliswaar een verplichting voor het UWV om een herbeoordeling uit te voeren wanneer er na één jaar nog steeds sprake is van meer dan 20% van het maatmaninkomen aan inkomsten. Maar in de Regeling uitzondering toepassingstermijn anticumulatie arbeidsongeschiktheidswetten is bepaald dat deze plicht niet geldt als die inkomsten voortvloeien uit de functie van gekozen volksvertegenwoordiger (lid van de gemeenteraad, provinciale staten, Eerste of Tweede kamer of het Algemeen bestuur van een waterschap).
WGA staat voor Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten en ziet op mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn of volledig arbeidsongeschikt, maar waarvan op korte termijn verbetering te verwachten is. Voor de beantwoording van de vraag is bepalend op welk moment u als volksvertegenwoordiger met uw werkzaamheden bent begonnen: vóór de toekenning van de WGA-uitkering of tijdens een lopende WGA-uitkering.
Wanneer u start als lid van de volksvertegenwoordiging vóór de toekenning van de WGA-uitkering brengt het UWV de inkomsten uit die functie niet in mindering op uw uitkering. Het werk als volksvertegenwoordiger is namelijk zogenaamde ‘onverzekerde arbeid’, er kan geen WIA-uitkering uit voortvloeien. Er vindt dus ook geen herbeoordeling plaats.
In het geval dat die werkzaamheden aanvangen na toekenning van het WGA-recht, kan de uitkering beëindigd worden als de inkomsten daaruit een jaar lang hoger zijn dan 65% van het maatmanloon. Het maatmaninkomen is het (geïndexeerde) inkomen dat werd verdiend vóór het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Dit wordt ook wel een ‘praktische schatting’ genoemd. Wat het maatmaninkomen in het individuele geval is, staat in de toekenningsbrief van de uitkering en wordt geïndexeerd aan de hand van de gemiddelde cao-loonstijgingen.
Ook wanneer de inkomsten minder dan 65% van het maatmanloon zijn, maar gedurende langere tijd worden ontvangen, kán dit voor UWV aanleiding zijn om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid uit te voeren. Dit hangt af van de individuele omstandigheden en van verwachting of er sprake is van een verbetering van de belastbaarheid ten opzichte van de eerdere beoordeling.
Mocht de WGA-uitkering op grond van de hoogte van de inkomsten worden beëindigd, dan zijn de normale voorwaarden voor herleving van de uitkering (artikel 57 WIA) van toepassing. Een WGA-uitkering kan herleven als er sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid (ten opzichte van het beëindigingsmoment), als deze wordt veroorzaakt door dezelfde ziekteoorzaak en als dit zich voordoet binnen vijf jaar na het beëindigingsmoment.
VERGOEDING EN WAJONG
U moet uw lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging en de daaruit voortvloeiende inkomsten doorgeven aan UWV; ook als commissielid.
Wanneer u start als lid van de volksvertegenwoordiging worden de inkomsten uit die functie verrekend met uw Wajong-uitkering. Zie de vraag “Hoe wordt mijn vergoeding als volksvertegenwoordiger verrekend met mijn Wajong-uitkering?”
Wij adviseren u dit tijdig af te stemmen met het UWV, dus ruim voordat u daadwerkelijk als volksvertegenwoordiger wordt geïnstalleerd.
Nee. De Wajong is een voorziening op het niveau van het sociale minimum. Inkomsten, dus ook die voortvloeiende uit uw lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging, en ook die er al waren voor de start van het recht, worden altijd verrekend met uw Wajong-uitkering.
U moet het aangaan, wijzigingen in de hoogte van de werkzaamheden of beëindiging van de werkzaamheden als volksvertegenwoordiger altijd melden aan UWV; ook als commissielid.
Van de maandelijkse vergoeding voor werkzaamheden als volksvertegenwoordiger brengt het UWV voor mensen in de categorie “Arbeidsvermogen” 70% in mindering op de Wajong-uitkering.
Voor mensen in de categorie “Duurzaam geen arbeidsvermogen” wordt 75% daarvan verrekend met de Wajong-uitkering.
De onkostenvergoeding die daarnaast toegekend wordt, wordt niet verrekend als er sprake is van zogenaamd (fictief) werknemerschap. De onkostenvergoeding wordt daarentegen wel meegeteld als de inkomsten uit de functie van volksvertegenwoordiger worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Zie ook de vraag “Wat is een fictief werknemer?”.
Het bovenstaande geldt ook voor de vergoeding die een commissielid ontvangt; tenzij die onbelast is omdat deze valt onder de Vrijwilligersvergoeding.
U wordt niet herbeoordeeld vanwege deze functie.
Voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben (Wajong en IVA) geldt weliswaar een verplichting voor het UWV om een herbeoordeling uit te voeren wanneer er na één jaar nog steeds sprake is van meer dan 20% van het maatmaninkomen aan inkomsten. Maar in de Regeling uitzondering toepassingstermijn anticumulatie arbeidsongeschiktheidswetten is bepaald dat deze plicht niet geldt als die inkomsten voortvloeien uit de functie van gekozen volksvertegenwoordiger (lid van de gemeenteraad, provinciale staten, Eerste of Tweede kamer of het Algemeen bestuur van een waterschap).
Deze verplichting voor herbeoordeling bestaat niet voor mensen met een Wajong-uitkering voor mensen met arbeidsvermogen.
TOESLAGEN
Voor de zorgtoeslag wordt inkomen van de aanvrager en van een eventuele partner meegeteld voor de vaststelling van de draagkracht van het huishouden. Voor de zorgtoeslag blijft het inkomen van medebewoners buiten beschouwing. Voor de huurtoeslag is dat anders (zie vraag over huurtoeslag).
De vergoeding voor de werkzaamheden van een volksvertegenwoordiger moet in die berekening worden meegenomen; de onkostenvergoeding niet als er sprake is van zogenaamd (fictief) werknemerschap. De onkostenvergoeding wordt daarentegen wel meegeteld als de inkomsten uit de functie van volksvertegenwoordiger worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Zie ook de vraag “Wat is een fictief werknemer?”.
Het bovenstaande geldt ook voor de vergoeding die een commissielid ontvangt; tenzij die onbelast is omdat deze valt onder de Vrijwilligersvergoeding.
De zorgtoeslag daalt als het zogenaamde toetsingsinkomen stijgt. Het recht op de zorgtoeslag vervalt als het toetsingsinkomen te hoog wordt. In 2023 mag het inkomen niet hoger zijn dan € 38.520 per jaar. Zie voor wat wel/niet tot het inkomen wordt gerekend, zie: inkomen. Is er sprake van een toeslagpartner? Samen mag het inkomen in 2023 niet hoger zijn dan € 48.224 per jaar.
Daarnaast geldt voor 2023 dat er geen recht is op zorgtoeslag als het vermogen op 1 januari 2023 hoger is dan € 127.582. Zie voor wat onder vermogen valt: vermogen. Als er sprake is van een toeslagpartner mag het gezamenlijke vermogen op 1 januari 2023 niet hoger zijn dan € 161.329.
De huurtoeslag hangt samen met de gezamenlijke inkomens van de personen die in de woning wonen. Het inkomen van een eventuele partner maar ook dat van een medebewoner telt mee voor de vaststelling van de draagkracht van het huishouden.
De vergoeding voor de werkzaamheden van een volksvertegenwoordiger moet daarin worden meegenomen. De onkostenvergoeding telt niet mee als er sprake is van zogenaamd (fictief) werknemerschap. De onkostenvergoeding telt daarentegen wel mee als de inkomsten uit de functie van volksvertegenwoordiger worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Zie ook de vraag “Wat is een fictief werknemer?”.
Het bovenstaande geldt ook voor de vergoeding die een commissielid ontvangt; tenzij die onbelast is omdat deze valt onder de Vrijwilligersvergoeding.
De huurtoeslag daalt als het zogenaamde toetsingsinkomen stijgt. Het recht daarop vervalt als het toetsingsinkomen te hoog wordt. Hoe hoog het inkomen mag zijn, hangt af van de huur, de leeftijd en de samenstelling van het huishouden. Daarnaast geldt voor 2023 dat het recht vervalt als het vermogen op 1 januari 2023 hoger is dan € 33.748 per jaar. Als er sprake is van een toeslagpartner mag het gezamenlijke vermogen op die datum niet hoger zijn dan € 67.496. Ook medebewoners mogen zelf niet meer dan € 33.748 aan vermogen hebben.
COMMISSIELEDEN
Ja, veel van wat voor volksvertegenwoordigers geldt, geldt ook voor commissieleden. Zie 2.4 (provincies), 3.4 (gemeenten) of 4.4 (waterschappen) van het 'Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers' (wetten.nl - Regeling - Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers - BWBR0041522 (overheid.nl)).
U kan hierbij denken aan reiskostenvergoedingen, beveiligingsmaatregelen, informatie- en communicatievoorzieningen, scholingskosten, vergoeding van de contributie van een beroepsvereniging, een voorziening bij een beroepsziekte of dienstongeval en voorzieningen in verband met een structurele functionele beperking.
Commissieleden worden door de volksvertegenwoordiging aangesteld. Hun vergoeding is in principe belast. Tenzij de gemeente, provincie of het waterschap die vergoeding voor commissieleden aanmerkt als vrijwilligersvergoeding. Wanneer u echter met deze vrijwilligersvergoeding of met het totaal aan vrijwilligersvergoedingen boven de normen uitkomt, wordt het totale bedrag door de belastingdienst aangeslagen als inkomsten.
Met de Belastingdienst is afgestemd dat het werk van commissielid voldoet aan de voorwaarden van de Vrijwilligersvergoeding, mits per persoon in een jaar maximaal €190 per maand én maximaal €1.900 per jaar (cijfers 2023) aan vrijwilligersvergoedingen worden ontvangen. Er hoeft niet gezocht te worden naar een uurtarief. Die voorwaarde is voor commissieleden niet van toepassing omdat de Belastingdienst heeft geaccepteerd dat het commissiewerk gaat om werkzaamheden die zich moeilijk in een tijdsbesteding laten meten.
Zie paragraaf 16 van de circulaire van 10 december 2019 (191204-Circulaire gemeenten-Specifieke aandachtspunten Rechtspositiebesluit dpa | Circulaire | Politieke ambtsdragers). Dit is vergelijkbaar voor provincies en waterschappen.
Aanvullingen en rechten
Wij hebben onze uiterste best gedaan bovenste informatie te controleren op correctheid, maar er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
Contact
Heeft u vragen stel die dan via het onderstaande contactformulier. Wij nemen zo snel mogelijk contact met u op.