Financiën van provincies

Het financiële beeld van de provincies laat aan de inkomstenkant over de afgelopen tien jaar een grillig verloop zien. Dit geldt voor zowel de bron als een omvang van de inkomsten. Onder meer de decentralisaties van taken is hier debet aan. Aan de uitgavenkant zien we ook een wisselend patroon over de jaren heen. Dit wordt voor een deel bepaald door de uitgaven in het fysieke domein van verkeer, vervoer, recreatie en toerisme. De stijgende trend in het eigen en vreemd vermogen van de provincies als totaal lijkt sinds 2012 omgebogen te zijn tot een licht dalende trend.

Provincies stellen jaarlijks een begroting op. Dit gebeurt op basis van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De provinciale begroting bestaat uit twee delen: de beleidsbegroting (programmaplan en toelichtende paragrafen) en de financiële begroting (met overzichten van baten en lasten en de uiteenzetting van de financiële positie), inclusief bijbehorende toelichtingen.

Inkomsten

Een belangrijke inkomstenbron voor provincies is het provinciefonds met een begrotingsaandeel van 25% in 2016.

In de jaren voor 2016 vormden ook de specifieke uitkeringen een belangrijke inkomstenbron. In de jaren 2014 en 2015 is de samenstelling van deze twee typen rijksuitkeringen sterk gewijzigd. De uitkering uit het provinciefonds is in 2015 verlaagd in verband met de overheveling van de provinciale taken op het gebied van jeugdzorg naar gemeenten. In 2016 is deze uitkering weer gestegen doordat - als gevolg van de decentralisatie van Rijk naar provincie van de taken op het gebied van verkeer en vervoer - de specifieke uitkering voor die taken (€ 1,8 miljoen) is omgezet naar een uitkering via het provinciefonds.

Een andere inkomstenbron is de opbrengst van de opcenten op de motorrijtuigenbelasting (MRB). Deze inkomsten zijn in 2014 gestegen en sindsdien stabiel gebleven zoals ook in de periode daarvoor. Provincies hebben de mogelijkheid om binnen wettelijke grenzen de opcenten MRB vast te stellen. Alle provincies heffen opcenten MRB boven het rekentarief in het provinciefonds. De geheven opcenten blijven echter onder het gestelde maximum (ook na de daling hiervan in 2012). Dit maximum wordt jaarlijks geïndexeerd voor inflatie.

Provincies hebben tot slot inkomsten uit heffingen en rechten, onttrekkingen aan reserves en uit overige middelen. Bij de laatste categorie gaat het bijvoorbeeld om de opbrengsten van de aandelen in energiebedrijven.

De inkomstenbronnen leveren bij elkaar een totaalbeeld van inkomsten op, dat een wisselend verloop laat zien. 2010 was goed voor € 11 miljard, 2012 spande de kroon met € 14 miljard, 2015 zorgde voor een laagtepunt op nog geen € 8 miljard en 2016 trok het weer bij naar bijna € 9 miljard.

Uitgaven

Provincies geven geld uit op een groot aantal terreinen. Het meeste geld wordt uitgegeven aan verkeer en vervoer (34% in 2016), op afstand gevolgd door recreatie & natuur (10% in 2016). Door de decentralisatie van de taken op het gebied van jeugdzorg naar gemeenten, zijn de provinciale uitgaven op het gebied van welzijn met ingang van 2015 sterk gedaald.