Beleidsreactie evaluatie Dijkstalwetgeving

De evaluatie heeft betrekking op alle wetgeving die in 2010 naar aanleiding van de adviezen van de commissie-Dijkstal en de overige wetgeving die daarna in werking is getreden met betrekking tot de rechtspositie van alle decentrale en landelijke politieke ambtsdragers.

1. Aanleiding evaluatie rechtspositie

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aanpassing uitkeringsduur Appa heeft de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw Spies, op 11 september 2012 aan de Eerste Kamer toegezegd de gewijzigde Appa na ongeveer zes jaar na inwerkingtreding in integraal te evalueren. De voorliggende evaluatie heeft betrekking op alle wetgeving die in 2010 naar aanleiding van de adviezen van de commissie-Dijkstal en de overige wetgeving die daarna in werking is getreden met betrekking tot de rechtspositie van alle decentrale en landelijke politieke ambtsdragers.1

1 Handelingen I 2012/13, 8, p. 49, 'In relatie tot een vraag van mevrouw Lokin zeg ik de Kamer graag toe dat wij de nieuwe Appa een keer goed evalueren, inclusief dit element, als de Kamer dit wetsvoorstel zou aanvaarden. Dat moeten we echter doen in een periode waarin er ook ervaringsgegevens beschikbaar zijn. Dat is dus niet eerder dan een jaar of zes na inwerkingtreding van het voorstel van 2010. Die evaluatie wordt wat mij betreft gedaan. Ik zeg dat graag toe. Die evaluatie zal veel breder zijn dan alleen de evaluatie van het al dan niet verkorten van de uitkeringsduur. (…) Zeker, dat zal de hele Appa betreffen en dus ook alle ambtsdragers die onder die regeling vallen.'

2. Doelstelling evaluatie

De eerste drie adviezen van de tijdelijke Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers ('commissie-Dijkstal') hadden betrekking op de rechtspositie van alle gekozen en benoemde ambtsdragers op nationaal en decentraal niveau. De kabinetsstandpunten naar aanleiding van de beide eerste adviezen hebben geleid tot de wet- en regelgeving die in deze evaluatie is betrokken. Door aanvaarding van deze wetsvoorstellen zijn uiteindelijk de volgende wijzigingen in de rechtspositie van politieke ambtsdragers doorgevoerd:

  • Maximale uitkeringsduur

    De maximale uitkeringsduur is teruggebracht van zes jaar naar vier jaar; en vervolgens is dit in 2012 nog verder versoberd naar drie jaar en twee maanden; met als oogmerk normalisering van arbeidsvoorwaarden van politici. De voor werknemers ingevoerde maatregelen werden doorvertaald naar politieke ambtsdragers, rekening houdend met het bijzondere karakter van het politieke ambt.

  • Ingangsleeftijd van de voortgezette uitkering

    De ingangsleeftijd van de voortgezette uitkering tot de pensioengerechtigde leeftijd is verhoogd van 50 jaar naar 55 jaar. Daarmee werd de duur verkort van 15 jaar tot maximaal 10 jaar. Met ingang van 1 januari 2016 is de ingangsleeftijd van de voortgezette uitkering verder verhoogd tot vijf jaar voor pensioengerechtigde leeftijd. Daarmee is de maximale duur van de voortgezette uitkering verder verkort van tien naar maximaal vijf jaar.

  • Sollicitatieplicht

    Invoering sollicitatieplicht. Dit had als doel politieke ambtsdragers te verplichten om in voldoende mate te trachten de werkloosheid zo spoedig mogelijk op te heffen door het aanvaarden van passende arbeid, zoveel mogelijk overeenkomstig de werknemers.

  • Re-integratievoorzieningen

    Introductie van het recht op re-integratievoorzieningen. Dit was bedoeld om politieke ambtsdragers betere uitzichten te geven op een nieuwe betrekking, waardoor voor de betrokken overheden de uitkeringskosten beperkt kunnen blijven.

  • Uitkeringsregime

    De commissarissen van de Koning, de burgemeesters en de voorzitters van de waterschappen zijn onder het uitkeringsregime van de Appa gebracht omdat het afbreukrisico van deze functies geleidelijk is toegenomen.

  • Openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties

    De introductie van de plicht tot openbaarmaking van nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties had als oogmerk het voorkomen van belangenverstrengeling en de mogelijkheid om te beoordelen of de vervulling van nevenfuncties de uitoefening van de hoofdfunctie benadeelt.

  • Verrekening van neveninkomsten

    De introductie van de plicht tot de verrekening van neveninkomsten uit alle niet ambts-gebonden nevenfuncties. Dit beoogde te bereiken dat het politieke ambt ook financieel de hoofdfunctie van de politieke ambtsdrager blijft en het salaris van een politieke ambtsdrager niet substantieel wordt verhoogd met inkomsten uit nevenfuncties.

De centrale vraag voor de evaluatie is in hoeverre de (Dijkstal)wetgeving heeft gebracht wat destijds was beoogd. Zijn er op grond van de bevindingen van de evaluatie aanvullende maatregelen nodig?

3. Context evaluatie

Met betrekking tot de resultaten van het evaluatieonderzoek van Regioplan (zie bijlage 2) is het noodzakelijk vooraf enkele kanttekeningen te plaatsen:

  • De evaluatie van de wetgeving is voor het eerst uitgevoerd. Er is geen referentiekader in de vorm van een eerdere vergelijkbare evaluatie van de rechtspositieregelingen van politieke ambtsdragers van deze omvang.
  • Een groot deel van de onderzoekspopulatie viel in de onderzoeksperiode onder het overgangs-recht. Er was dus nog geen sprake van een stabiele onderzoeksomgeving.
  • Het onderwerp van de evaluatie betreft complexe regelgeving (inclusief overgangsrecht) en technisch ingewikkelde materie. Er was nog geen goede database met basisgegevens beschikbaar.
  • Complicerend was dat de uitvoering van beide elementen van het evaluatieonderzoek (neveninkomsten en sollicitatieplicht) is gedecentraliseerd naar vele partijen binnen de bestuurslagen.
  • De respons was ondanks vele oproepen de vragenlijsten in te vullen niet bijzonder hoog te noemen (zittende ambtsdragers 28%, bij de Kamerleden 15%). De respons is binnen de gemeentelijke sector wel representatief.
  • Met betrekking tot de evaluatie van de sollicitatieplicht en re-integratievoorzieningen is relevant dat het onderzoek betrekking heeft op een arbeidsmarkt in een economisch bijzonder lastige periode.

4. Resultaten evaluatieonderzoek en daaraan gekoppelde beleidsvoornemens